Korps Luchtwachtdienst
Ogen en oren van de luchtverdediging
Het Korps Luchtwachtdienst (KLD) is opgericht in 1950 en was onderdeel van het Commando Luchtverdediging van de Koninklijke Luchtmacht.
Het KLD bouwde tussen 1951 en 1958 een netwerk van 276 hoge uitkijkposten verspreid over het hele land. De ene helft op bestaande gebouwen, de andere helft op speciaal gebouwde torens.
Uitkijknetwerk
Op de torens keken vrijwillige luchtwachters uit naar vijandelijke laagvliegers die beneden radarbereik (900 meter) vlogen.
Zo beschermde het KLD het lage luchtruim, als aanvulling op de radar.
De vijand verwachtte men uit het oosten: de Sovjets en hun bondgenoten uit de Warschaupactlanden.
Raatbouwtorens
Bijna de helft van de luchtwachtposten is gebouwd volgens het raatbouw-systeem: een open torenconstructie van betonnen prefab-elementen. Hiermee werden torens van verschillende hoogten gebouwd. Op de toren was een open uitkijkplatform en een schuilnis.
De Friese architect Marten Zwaagstra ontwierp de torens in opdracht van het Ministerie van Oorlog en N.V. Schokbeton uit Kampen leverde de raatelementen.
“Radar en luchtwachtdienst vullen elkaar aan. Een hechte samenwerking moet het voor een vliegtuig onmogelijk maken, zich boven ons grondgebied te bevinden, zonder van minuut tot minuut gevolgd te worden”
Posten op gebouwen
Ruim de helft van de luchtwachtposten bestond uit een (eenvoudige) opbouw op een fabriek, watertoren, molenromp of bunker.
Deze posten hebben geen standaard ontwerp. Meestal zijn het eenvoudige verhogingen op een bestaand gebouw, gemaakt van beton, baksteen of hout.
Enkele torens waren niet van betonnen raatbouw maar van hout of baksteen, zoals in Scheveningen en Oude Wetering.
Kijken - luisteren- doorgeven
Op de torens en posten speurden twee luchtwachters het luchtruim af met een kijker en op het gehoor. Hun taak was het signaleren van en waarschuwen voor laagvliegende vliegtuigen.
Richting en afstand bepaalden ze met het luchtwachtinstrument. De luchtwachters waren vrijwilligers die woonden in de buurt van de posten.
Ze werden opgeleid om vliegtuigen (zowel de eigen als de vijandelijke) te herkennen aan silhouet en motorgeluid.
Luchtwachtcentrum
De luchtwachters meldden de gespotte vliegtuigen per telefoon aan het luchtwachtcentrum in één van de acht luchtwachtregio's. Die stonden in verbinding met het landelijke militaire hoofdkwartier van de luchtverdediging, het Sector Operations Centre in Driebergen.
Daar besliste de gevechtsleiding over inzetten van gevechtsvliegtuigen en luchtdoelartillerie. Via het luchtwachtcentrum kwam ook de Bescherming Bevolking in actie, om de bevolking te waarschuwen en in veiligheid te brengen.
Maar zover kwam het gelukkig allemaal niet, het bleef bij oefenen.
"Russen hebben we al die tijd niet gezien. Maar je moest ze kunnen herkennen, voor het geval dát. Alle vliegtuigen kenden we uit het hoofd, wel 150”.
Opheffing KLD
1964 - 1968
Het spotten van vliegtuigen vanaf de torens was van korte duur.
Steeds snellere vliegtuigen en verbeterde radar maakten het via oog en oor volgen van laagvliegers nutteloos. Bovendien werd de bescherming van het luchtruim steeds meer internationaal georganiseerd en geïntegreerd in de NAVO-luchtverdediging.
In 1964 kromp het KLD sterk in en in 1968 werd het geheel opgeheven. De vliegtuigwaarneming met oog en oor was definitief ten einde.
Restanten KLD
2024
In heel Nederland zijn van de eens talrijke luchtwachttorens slechts achttien hele torens (zestien raatbouwtorens en twee bakstenen torens) en drie halve raatbouwtorens bewaard gebleven.
Bij verschillende luchtwachttorens en fundamenten van verdwenen luchtwachttorens staan informatiepanelen.
Veel posten op bestaande gebouwen zijn inmiddels gesloopt. Er bestaan er nog ruim 30, waarvan verschillende bedreigd worden door sloop. Kijk op de kaart voor de locaties.